In 2003 raakte oud-tennisster Kristie Boogert geblesseerd aan haar elleboog. Haar kraakbeen brak af, ze moest lang revalideren. Omdat een rentree was uitgesloten, besloot de toen 29-jarige Boogert – ooit nummer 29 van de wereld – te gaan studeren.
„Commerciële economie aan de Hogeschool van Rotterdam”, vertelt ze. „En juist tóen werd ik door Ahoy gevraagd de haalbaarheid van een vrouwentoernooi in Rotterdam te onderzoeken, gelijkwaardig aan het mannentoernooi. Mooi, dacht ik, dat wordt het onderwerp van mijn scriptie!”
De vraag was of zij, mocht de uitkomst positief zijn, directeur van het toernooi wilde worden. „Dat leek mij fantastisch”, zegt Boogert, „maar hoe verder ik kwam in mijn onderzoek, hoe pessimistischer ik werd. Een WTA-toernooi begin je niet zonder kostbare licentie. En de tenniskalender was toen al vol. Een kleiner toernooi behoorde niet tot de mogelijkheden, want ABN werd geassocieerd met wereldtop bij de mannen.”
Wat niet hielp is dat het Nederlandse vrouwentennis na een bloeiperiode met Boogert, Miriam Oremans, Manon Bollegraf, Marcella Mesker en Brenda Schultz, kwakkelde. Michaëlla Krajicek was the new kid on the block, Kiki Bertens moest nog doorbreken, laat staan Arantxa Rus. Boogert: „Nederlandse wereldtoppers ontbraken, en juist díe zijn belangrijk voor een 500-toernooi in eigen land. Zo krijg je media-aandacht en trek je veel publiek.”
Positief was dat de infrastructuur en logistiek voorhanden waren, dankzij het mannentoernooi. „Maar die licentie kregen wij niet rond”, vertelt Boogert. En dus was de conclusie van de scriptie waarmee zij in 2006 afstudeerde: niet haalbaar.
Rolstoeltennissters
Achttien jaar later heeft Rotterdam nog steeds geen toernooi voor valide tennissters. Wel hebben rolstoeltennissters daar sinds vorig jaar een eigen toernooi, waarvan de eerste editie door Diede de Groot werd gewonnen. Ook voor dát vrouwentoernooi werd flinke strijd geleverd, vertelt toernooidirecteur Esther Vergeer in een dubbelgesprek met Richard Krajicek, directeur van het mannentoernooi.
ABN Amro lanceerde enkele jaren geleden een campagne voor gelijke kansen. Om deze reden was de bank ook bereid om in het rolstoeltennistoernooi te investeren. „Maar het rolstoeltennis valt onder de International Tennis Federation [ITF]”, vertelt Vergeer. „En wij wilden ons toernooi integreren in het bestaande ATP-toernooi voor mannen.”
Om een toernooi voor rolstoeltennissters van de grond te krijgen, was toestemming nodig van de ITF. Die zag de voordelen van een toernooi in Nederland, het land dat vier speelsters in de top-10 heeft staan. Vergeer: „Maar de ITF is ook bang dat steeds meer rolstoeltennissers kiezen voor WTA- en ATP-toernooien, bóven de ‘normale’ rolstoeltennistoernooien. Ze vrezen dat hun eigen tour wordt opgegeten.” Voor de ITF voelt het als concurrentie, zegt ze.
Vergeers status als icoon in het roltoeltennis, de positieve houding van sponsor ABN, de sterke Nederlandse vertegenwoordiging op de mondiale ranglijst én de kans voor vrouwen om op een groot, internationaal podium met veel media-aandacht te spelen zorgden uiteindelijk voor groen licht.
Maar waarom geen toernooi voor valide tennissters in Rotterdam? Eigenlijk om dezelfde redenen die Boogert al benoemde in haar scriptie uit 2006. In of rond de weken dat er getennist wordt in Rotterdam, wordt er ook getennist in Dubai en Qatar, zegt Krajicek. En dat zijn 1000-toernooien waar speelsters meer punten en prijzengeld kunnen verdienen. „En dan heb ik het nog niet eens over het kopen van een dure licentie in een overvolle tenniskalender”, zegt hij. „Dat is veel moeilijker dan het lijkt. Ik sta helemaal achter de gedachte voor een apart vrouwentoernooi, maar het is niet haalbaar.”
Lees ook
Wie is Michele Kang, die in twee jaar tijd drie vrouwenvoetbalclubs kocht?
Kennis en contacten
Aan enthousiasme voor het organiseren van een 500-toernooi in eigen land is geen gebrek, blijkt uit een rondgang langs toernooidirecteuren en oud-tennissters. Marcel Hunze, toernooidirecteur in Rosmalen, zou de komst van een nieuw, groter vrouwentoernooi toejuichen, even los van alle praktische en financiële obstakels. „Nee, ik zie dat niet als concurrentie”, zegt hij. „Meer aandacht voor tennis in Nederland is altíjd goed, ook voor ons. Het komt op tv, er wordt over geschreven; je versterkt elkaar.”
Ook Erik Poel, algemeen directeur van tennisbond KNLTB, is „helemaal voor”, al wijst hij meteen op alles wat zoiets bemoeilijkt: geen vrije slots op de tenniskalender, geen ministerie dat subsidie wil geven en geringe bereidheid van sponsoren om diep in de buidel te tasten. Het jaarlijkse budget van een 500-toernooi bedraagt drie tot vier miljoen euro, schat Hunze, nog los van de licentie, waarvan de marktprijs van meerdere dingen afhankelijk is.
Het doet denken aan oud-tennissters Serena Williams en Billie Jean King, die rijk zijn geworden met tennis en investeren in Amerikaanse sportclubs (niet alleen tennis) of gesprekken voeren met vermogende landgenoten om in vrouwensport te investeren. In Nederland moeten oud-profs het waarschijnlijk hebben van hun kennis en contacten. Zouden zij zich hard willen maken voor een groter vrouwentoernooi in hun geboorteland?
‘Ja’, zegt de een na de ander. Kristie Boogert, Kiki Bertens, Marcella Mesker, Brenda Schultz, Manon Bollegraf en Miriam Oremans lepelen alle eerder benoemde obstakels op, maar zeggen er óók bij dat ze zich hard willen maken voor zo’n initiatief. Zo zou Boogert met haar economische knowhow bij de opstelling van een businessplan kunnen helpen, wil Schultz vanuit de Verenigde Staten wel als ambassadeur optreden, zou Bollegraf haar ingangen bij managementbureaus kunnen benutten en wil Mesker de communicatie wel op zich nemen. „Dan moeten we op zoek naar een suikeroom of suikertante”, zegt ze.
KNLTB-directeur Poel heeft wel vertrouwen in zo’n sterrenensemble. „Er zijn allerlei redenen waarom dit niet zou lukken”, zegt hij. „Maar als deze vrouwen zich committeren, en ze vinden een geldschieter die de rekening betaalt, geef ik deze operatie 40 procent kans van slagen.”
Alleen Betty Stöve ziet niets in het initiatief. In de jaren zeventig, toen zij als tennisster haar hoogtijdagen vierde, is ook al eens zoiets geprobeerd. Zonder succes. Waarom zou het nu wél lukken? „Het publiek komt liever naar mannensterren kijken”, zegt ze. „De vrouwen krijgen de kruimels die de mannen overlaten.”